vrijdag 11 januari 2019

Spelenderwijs proefjes doen!



Spelenderwijs proefjes doen 
met water, wind en vuur
in het 2e leerjaar!
(Rodaina vertelt)







Grote kaars en kleine kaars: 
waar is de minste lucht? 
bovenaan!




Zak is een luchtballon: 
vuur eronder: 
er komt warme lucht in de ballon: 
de ballon kan vliegen





Kleine bal: zwaar, grote bal: licht
samen in de mais:
goed schudden:
kleine bal zakt naar beneden,
grote bal komt naar boven






Fles met speciale vloeistof
in een beker:
aansteker: grote vlam
vlam uitgegoten op de grond!
terug uitgeblazen, 
vlam weg







2 rietjes: 1 kleiner geknipt, 
in elkaar geschoven:
blazen: 
het rietje draaide helemaal rond
in 2 richtingen!




Fluitje gemaakt van een rietje
kleiner: brommen? of piepen?
Heeeeeel klein: piepen!






Kleine raket van een theezakje:
veel lucht erin:
aansteken: 
de raket vliegt in de lucht!








Fles helemaal vol water:
balletje erop
Wat gebeurt er als we ze omdraaien?
Het balletje blijft hangen en 
het water blijft in de fles
omdat de lucht het balletje omhoog duwt
Lucht is sterker dan het water !








Water met zeepsop:
drinken? 
nee!!!
blazen!
Grote bellen!





Bal met lucht en slang eraan:
duwde op de bal
veel zeepbellen!
op de handen van Isra,
(die eerst nat gemaakt werden):
aangestoken:
gaf vuur, 
warm, maar deed geen pijn!















Wie blaast harder,
de meisjes of de jongens?
De meisjes, want er zijn er meer!







In de ton zat mist:
van een rookmachine
als hij duwde op de ton,
kwamen er cirkeltjes uit vooraan 
door een opening!












We hebben veel geleerd over proefjes
met water, wind en vuur !